Bladluizen (Aphidoidea) staan bij veel mensen bekend als plaaginsecten die bestreden moeten worden vanwege de schade aan gewassen die ze kunnen toebrengen. In de natuur spelen ze echter een ecologisch belangrijke rol, met name in de voedselvoorziening van andere diersoorten, zowel als prooi als door de productie van honingdauw. In Nederland leven ruim 400 soorten bladluizen waarvan de meesten ecologisch zijn gerelateerd aan specifieke plantensoorten en andere insecten. Er is een sterk vermoeden dat de afname van bladluizen in de natuur een belangrijke sleutel is voor de achteruitgang van andere belangrijke insectengroepen zoals mieren en zweefvliegen. De komende jaren worden door Stichting Bargerveen en de Radboud Universiteit Nijmegen de effecten van stikstofdepositie en pesticiden op bladluizen in natuurgebieden onderzocht, inclusief de doorwerking op predatoren van bladluizen.
Bladluizen zijn kleine insecten die zich met zuigende monddelen voeden met plantensappen. Door de overdruk in plantenvaten (het floëem) worden plantensappen door de plant het voedselkanaal van de bladluis ingeperst zodra de luizen met scherpe monddelen de vaten aanprikken. Het overschot aan suikers in de sappen wordt in geconcentreerde vorm door de bladluizen uitgescheiden: de honingdauw. Deze substantie is voor een groot aantal insectensoorten een belangrijke energiebron, zeker in habitats waar weinig bloeiende planten aanwezig zijn.
Bladluizen vormen daarnaast een belangrijke voedselbron als prooi van o.a. de larven van lieveheersbeestjes, gaasvliegen, zweefvliegen, sluipwespen en graafwespen, alsook voor vogels.