Sabelsprinkhanen

Ephippiger diurnus / Gampsocleis glabra

De Zadelsprinkhaan en de Kleine wrattenbijter komen in Nederland vrijwel uitsluitend nog voor op enkele Veluwse heideterreinen. Vooral militaire oefenterreinen zijn belangrijk leefgebied voor de soorten. De Zadelsprinkhaan heeft zoals de naam als aangeeft een zadelvormig halsschild. De vleugels van de soort zijn slecht ontwikkeld en worden niet gebruikt om te vliegen maar om het karakteristieke tzziiip-geluid te maken. De Kleine wrattenbijter is heldergroen en 2 tot 2.5 cm groot en kan herkend worden aan de heldere witte rand aan de onderzijde van het halsschild.

Het is niet goed bekend waarom beide soorten tegenwoordig zo zeldzaam zijn. Vermoedelijk speelt er een complex aan factoren een rol zoals het verdwijnen van structuurrijke heide waaruit de dieren roepen en die variatie in microklimaat biedt, vermossing van de grond waarin de eieren worden afgezet en de achteruitgang van kruiden en ongewervelde prooien. Al deze hypothesen klinken aannemelijk, maar geen enkele is bewezen.

Met behulp van DNA-metabarcoding technieken bestuderen we het dieet van deze sprinkhanen. Daarbij laten we nimfen en imago’s (jonkies en volwassen dieren) in een potje poepen, waarna we het DNA in de keutel isoleren en analyseren. Gebleken is dat de Zadelsprinkhaan slechts voor een heel klein deel leeft van insecten (snuit- en bladkevers, sluipvliegen en galmuggen). De belangrijkste voedselbronnen zijn planten en schimmels. Op het artilerieschietkamp Oldebroek, waar de Zadelsprinkhanen een grote stabiele populatie heeft, leeft de soort van heide, brem en vooral van schimmels (40-50%). Op het infanterieschietkamp Harskamp is de soort sterk afgenomen. Daar bestaat het dieet uit minder schimmels en eten de dieren grassen en kruiden. Daarmee lijken schimmels een belangrijk onderdeel van het Zadelsprinkhaandieet. Welke schimmelsoorten dat zijn, waarom ze veel worden gegeten en waarom we deze verschillen tussen gebieden vinden, is de komende jaren onderwerp van onderzoek. Daarbij is het uiteindelijke doel om te achterhalen welke beheermaatregelen genomen kunnen worden om het leefgebied van deze sprinkhanen te verbeteren en vergroten.